De omschrijving van het ras op de site van de Scandia Rasvereniging luidt:

Korte geschiedenis

De zwarte Noorse Elandhond is een oud ras dat is ontwikkeld uit de
plaatselijke spitshondenrassen in het grensgebied van Noorwegen en
Zweden. Het ras bestaat sinds het midden van de negentiende eeuw als
afzonderlijk ras, maar het is vrij zeldzaam in Noorwegen en ook in de rest
van Scandinaviƫ. De hond wordt gebruikt voor de elandenjacht.

Gebruik

Noors ras, wordt ingezet bij de jacht op eland in bergachtig gebied. Wat
kleiner dan de grijze Noorse Elandhond en ook in Noorwegen zeldzaam.
Werkt los of aangelijnd een wildspoor uit. Bij los werken moet de hond
door fel blaffen aangeven wat hij gevonden heeft, zodat de jager weet
waarheen hij moet komen. Dat kan door onbegaanbaar terrein even
duren; in de tussentijd moet de hond voorkomen dat de eland er vandoor
gaat.

Als de hond aangelijnd wordt gebruikt moet hij absoluut stil zijn om de
Eland niet vroegtijdig te verjagen.

Aard

Onverschrokken en moedig, beweeglijk en levendig. Gericht op mensen,
vriendelijk, waaks maar niet agressief naar vreemden. Redelijk
gehoorzaam te krijgen.

Gezondheid

Alle ouderdieren moeten DNA worden getest op POAG (Primary Open
Angle Glaucoma).

Algemeen voorkomen

De zwarte Noorse Elandhond is een typische spitshond, iets kleiner dan
gemiddeld, met een licht maar compact lichaam. Hij is moedig en
energiek.

Hoofd: licht en droog, wigvormig, vrij breed tussen de oren. Voorhoofd en
schedeldak bijna plat, duidelijke maar niet uitgesproken stop. De
voorsnuit moet tamelijk kort zijn de neusrug recht, de lippen droog.

Ogen: donkerbruin, met een levendige uitdrukking.

Oren: hoog aangezet, rechtopstaand, de lengte van het oor is groter dan
de breedte aan de basis, spits en beweeglijk.

Gebit: schaargebit.

Hals: van gemiddelde lengte en droog. Lichaam: krachtig en kort, maar
licht. Diepe borstkas met goed gewelfde ribben. Vlakke rug en vlakke
croupe, de buiklijn is iets opgetrokken.

Ledematen: droge, rechte en krachtige voorbenen, achterbenen niet
noemenswaardig gehoekt, evenwijdig.

Voeten: vrij klein, iets ovaal, goed gesloten, naar voren gericht.

Staart: hoog aangezet, kort, dik en flink behaard maar zonder vlag, strak
gekruld, wordt boven de rug gedragen.

Vacht: lange, ruwe uitstaande dekharen en rijkelijke, zwarte ondervacht.

Kleur: glanzend zwart. Een weinig wit op de borst, de voorbenen en de
voeten is toegestaan.

Schofthoogte: reu 47 cm, teef 44 cm.